Ineke van Oldeniel werd voor deze functie gepolst door haar voorganger Willem te Beest. “De timing was ook relatief goed; ik was 14 jaar vicevoorzitter van het college van bestuur bij Saxion geweest en gunde me even tijd om me te bezinnen op wat ik daarna zou gaan doen. Voor mij speelden twee criteria mee: het moet maatschappelijk relevant zijn én ik moet het leuk vinden – daar gaat het om. Op het moment dat de eerste gesprekken liepen, was natuurlijk al duidelijk dat er van alles stond te gebeuren. Het zou geen kalm vaarwater worden zei Willem tegen mij. Ik houd van die ‘beweging’. Omdat het gaat om het daadwerkelijk mede vormgeven van een aantrekkelijk accountantsopleidingshuis voor de toekomst.”
Geen accountant
Van Oldeniel vervolgt: “Het was overigens nog wel spannend dat ik de eerste voorzitter zou worden die geen bedrijfseconomische opleiding had gevolgd. Voor mij was en is dat geen issue; ik heb altijd veel affiniteit met accountants en bedrijfsvoering gehad, dat heeft doorlopend in mijn portefeuille gezeten. Bovendien zitten in deze commissie voldoende hoogleraren, AA’s en RA’s – die inhoud is meer dan gedekt. Mijn bestuurlijke en onderwijservaring komt in deze rol goed van pas. Ik kan vrij makkelijk ‘boven een situatie hangen’ en uitvragen wat precies de bedoeling is. En ik ken het onderwijs. Het is vaak nuttig om niet direct diep in de inhoud te schieten. Je kunt ook denken ‘laten we eerst analyseren wat er staat, wat levert het op, welk probleem lost het op en op welke wijze pakken we dat dan aan’. Het gaat erom dat we het proces zo inregelen dat iedereen een plek heeft en dat we tot een gedragen resultaat komen.”
Hoe verder na rapporten?
Trots is Van Oldeniel op het project ‘Stip aan de horizon’. “Dat rapport is met input van veel betrokkenen tot stand gekomen en heeft veel draagvlak gekregen; daar is echt beweging ontstaan. En dat moet nu ook navolging krijgen. Je ziet dat dat proces is ingezet. De Expertgroep heeft dat ook beaamd en concretiseert een aantal zaken in haar adviezen en gaat op een aantal punten verder. Dat is best spannend. In de eerste plaats natuurlijk voor de opleidingen maar ook voor CEA. Het advies om praktijk en theorie te integreren kan denk ik op veel steun rekenen. Of dat op korte termijn moet uitmonden in de volledige verantwoordelijkheid bij de huidige theorieopleidingen (hogescholen en universiteiten) te leggen vind ik echt iets wat goed onderzocht moet worden op haalbaarheid. Het traject dat de VU bijvoorbeeld nu aanbiedt, waarin theorie en praktijk meer gebundeld worden aangeboden, kan hiervoor belangrijke inzichten opleveren. Het advies om met specialisaties te gaan werken spreekt mij persoonlijk wel aan maar ook dat zal verder doordacht moeten worden en op haalbaarheid worden getoetst.”
Kleinere rol?
In het rapport van de Kwartiermakers wordt aangegeven dat CEA een kleinere rol zou moeten hebben. Hoe kijkt de voorzitter daarnaar? “Er ligt een lovend rapport over het functioneren van de CEA als ZBO in de periode 2018-2022. Knelpunten in het toezicht worden dan ook niet gesignaleerd. Wel wordt terecht opgemerkt dat de Eindtermen echt herzien moeten worden. Maar dat is geen reden om de rol van CEA te veranderen. Echter, indien daadwerkelijk gekozen wordt om de gehele opleiding in de Bachelor – Masterstructuur te gieten dan volgt daar automatisch uit dat de NVAO de kwaliteitsbewaker van het onderwijs. De vraag is of dat wel wenselijk is. De opleiding is nu een beroepsopleiding volgend op een universitaire master of een hbo-bachelor. Ik ga ervan uit dat dit punt eerst goed doordacht wordt. Overigens is onze wettelijke taak de eindtermen vast stellen en toezicht houden en dat blijven we uiteraard gewoon doen. We gaan zo snel mogelijk met de eindtermen aan de slag en we moeten en willen gewoon goed samenwerken met alle betrokken partijen.”
Regievoerder nodig
Van Oldeniel: “Er is niet één eindverantwoordelijke voor het gehele onderwijsstelsel van alle accountantsopleidingen; iedereen heeft hierin een eigen taak en verantwoordelijkheid. Om nu snel meters te maken is samenwerking essentieel en ik denk dat een onafhankelijke stevige regievoerder hierin behulpzaam kan zijn. Het risico is anders dat eenieder “op zijn eigen vierkante meter” gaat bewegen. Als de partijen bij elkaar komen en gaan afspreken wat ze verder willen gaan onderzoeken, wat ze nu snel willen oppakken en wat niet, dan is een regie op het proces echt noodzakelijk. Een regievoerder kan uiteraard geen verantwoordelijkheid van een partij overnemen maar kan wel sturen op afspraken, commitment en partijen bij elkaar brengen op inhoud. Deze persoon hoeft in mijn optiek geen accountant te zijn. Belangrijker is stevige bestuurlijke ervaring, weten hoe je processen kunt leiden, plus de innerlijke drive om hiermee aan de slag te gaan.”
(tekst gaat verder onder de afbeelding)
Van Oldeniel vervolgt: “De vraag is: hoe willen we de opleidingen vormgeven? In welke mate zijn de geopperde ideeën goed én uitvoerbaar? Je zult rekening moeten houden met vereisten vanuit Europese regelgeving. We hebben ook te maken met opleidingen die niet uniform zijn opgezet . Zo heeft Nyenrode een bachelor en master en post master voor alleen accountancy, en heeft Groningen een bachelor bedrijfskunde met specialisatie accountancy en een master en een executive master. De stagebureaus hebben ook allemaal een eigen werkwijze. De huidige opzet van het gehele stelsel van accountantsopleidingen is vanuit een historisch perspectief goed te verklaren maar het is nu tijd om de durf te hebben daar toch het mes in te zetten. Dat de Expertgroep daartoe adviezen heeft gegeven ondersteun ik. En ja, het is best complex. Je moet durven loslaten om iets nieuws te bouwen. Daarom juich ik dus ook het traject van de VU toe. En er zijn meer experimenten gestart zoals een drietal experimenten die een bredere instroom mogelijk maken in de MKB opleiding en BDO waar de praktijkopleiding meer wordt geïntegreerd in de eigen HR kolom. Ook de RPO is bezig met een project voor verbeteringen: Kijken Wat Anders Kan. Dit soort kartrekkers c.q. rolmodellen heb je nodig om de gewenste beweging te krijgen en ervaring op te doen. We zullen ook echt moeten kiezen wat we snel oppakken vanuit de knelpunten die studenten ervaren en zaken kiezen die de opleiding ook op korte termijn al aantrekkelijker maken. Dáár moet druk op komen.”
Aandachtspunten 2024: toezichthouden en herziening eindtermen
Wat zijn voor de CEA-voorzitter de belangrijkste aandachtspunten voor 2024? “Ten eerste: altijd zorgen dat je je basisopdracht goed doet: toezichthouden. Daar mag je geen steken in laten vallen. Ten tweede de vernieuwing van de eindtermen. We hebben hiervoor een kerngroep geformeerd. Deze kerngroep vormt een dwarsdoorsnede van mensen uit de opleidingen en de beroepspraktijk en bestaat uit elf personen; AA’s, RA’s, young profs, professionals uit zowel het onderwijs als het beroep. Deze kerngroep geven we mee om te onderzoeken of een andere kwalificatiestructuur zoals ook aanbevolen door de expertgroep passender zal zijn. Het ‘STIP rapport’ adviseert ook om de eindtermen adaptiever te maken. Ook dat nemen we uiteraard mee. We zijn met de NBA in gesprek over het nieuwe beroepsprofiel dat ontworpen wordt en de basis is voor de eindtermen. Voor ons is duidelijk dat we niet kunnen wachten op het definitieve nieuwe beroepsprofiel; daarom is het van belang dat we goed in gesprek blijven en het proces goed afstemmen op elkaar. Dan kunnen we meer tempo maken. We kunnen het ons echt niet veroorloven om een jaar te verliezen.”
Herziening eindtermen
Ook nu bedenkt de CEA de eindtermen niet achter de tekentafel. “We zijn juist een zbo geworden, omdat we met allerlei experts in het veld deze wettelijke opdracht moeten uitvoeren . Zo wordt het proces georganiseerd. De kerngroep herziening eindtermen geeft advies aan de commissie en die neemt het besluit daarover. Ik merk in de praktijk dat mensen soms aannemen dat CEA de eindtermen zelf bedacht heeft, maar die zijn echt steeds tot stand gekomen door samenwerking met het gehele veld.”
Relevantie beroep neemt toe
De maatschappelijke waarde van het accountantsberoep is enorm, de accountant voegt vertrouwen toe, constateert Van Oldeniel. “Duurzaamheid als onderwerp maakt het beroep bovendien alleen maar nóg relevanter, dus ik kan me voorstellen dat dit een bredere groep jonge mensen prikkelt om voor het beroep te kiezen. Dat betekent wel dat we hen ook een mooi programma moeten kunnen bieden; de opleiding moet beter behapbaar worden. Een goede aantrekkelijke opleiding waar studenten en kantoren blij van worden!”