Jan-Paul Leerentveld gaat de boeken in als de eerste secretaris van CEA (16,5 jaar). Ondertussen heeft zijn opvolger Coen Bongers zijn eerste halfjaar als secretaris van CEA erop zitten. De afgelopen zes maanden stonden in het teken van een warme overdracht van alle verantwoordelijkheden en taken. Gezien de veelheid en complexiteit van zaken waar CEA zich mee bezighoudt, was dat ook nodig. Jan-Paul: “Ik ben al die jaren met hart en ziel secretaris geweest, maar ik vind het ook goed dat die functie nu door iemand anders wordt ingevuld. CEA heeft aan Coen een heel goede opvolger; hij kent het veld goed én scoort hoog op passie voor het vak en het onderwijs.”
Wat komt eraan?
CEA en de nieuwe secretaris staan aan de vooravond van mogelijk vele veranderingen. Het aanstaande rapport van de Kwartiermakers zal als bijlage een rapport van de expertgroep bevatten, geheel gewijd aan opleiding en governance. Maar naar de exacte inhoud hiervan is het op dit moment nog gissen, evenals naar wat er aansluitend zal gaan gebeuren met dit rapport en de daarin verwerkte adviezen. Dit laat onverlet dat CEA een stevig vertrouwen heeft in eigen kunnen en kracht, dat zij onder meer ontleent aan het lovende rapport uit juli 2023 van Anderson Elffers Felix (AEF) over het functioneren van CEA. Ook het traject ‘Stip aan de Horizon’ dat CEA samen met de RPO (Raad voor de Praktijkopleiding) vorm en inhoud gaf, heeft veel positiviteit, energie en goede ideeën opgeleverd voor een aantrekkelijke, beter studeerbare accountantsopleiding, waarin adaptieve eindtermen een sleutelbegrip worden. Dit rapport is tot stand gekomen op basis van een drietal hackathons met alle stakeholders uit het onderwijs- en werkveld.
Evaluatie CEA
Het ministerie van Financiën schakelde AEF in om het functioneren van CEA als ZBO te evalueren over de periode 2018 – 2022. Het oordeel van AEF is daarbij ronduit positief; CEA scoort goed op doelmatigheid, doeltreffendheid én governance. Jan-Paul: “We hebben de zaken goed op orde en ondanks een minimale bezetting hebben we in die jaren veel voor elkaar gekregen. Natuurlijk, AEF had het ook wat neutraler kunnen opschrijven. Maar zij hebben bij alle respondenten wel geproefd, en ook afgeleid uit alle bekeken documenten, dat CEA een zeer gedreven commissie is met hart voor het accountancyonderwijs en het accountancyvak. Wij maken hieruit op dat het ministerie het volste vertrouwen in ons en ons functioneren heeft.” Coen: “Als ‘neveneffect’ kan het ministerie hierdoor wellicht ook wel een beetje op CEA zijn gaan ‘leunen’, waardoor energie en aandacht wellicht wat meer naar andere partijen zijn uitgegaan. Maar nu het rapport van de Kwartiermakers verschijnt, en ons beroep opnieuw in de schijnwerpers komt te staan, is het juist van belang dat het ministerie ook een zeer luisterend oor heeft voor wat er op opleidingsgebied moet gebeuren. Sinds de herziening van de eindtermen in 2016 is er veel veranderd.”
Herziening eindtermen
De Kwartiermakers komen in hun vierde en vijfde voortgangsrapportage met een advies tot een grondige herijking van het beroepsprofiel van accountants en het stelsel van de accountantsopleidingen. In het te verschijnen rapport zal het onderwerp ‘herziening van de eindtermen’, een taak van CEA, ongetwijfeld onderdeel uitmaken van de inhoud. Jan-Paul: “Ik hoop van harte, zoals door de minister toegezegd in het debat in de Tweede Kamer voor de zomer, dat het breed gedragen rapport ‘Stip aan de Horizon’ een uitgangspunt is voor de adviezen van de expertgroep. De expertgroep heeft dat ook zelf genoemd en ook de Kwartiermakers zelf waren content met het rapport. Ik hoop dan ook echt dat we dat straks terug gaan zien.”
Stip aan de Horizon
Jan-Paul was betrokken bij het in de steigers zetten en uitvoeren van het traject Stip aan de Horizon. Coen Bongers, toen nog opleidingsmanager bij Windesheim, stapte in als deelnemer: “Ik vond het überhaupt al een heel mooi initiatief met zoveel deelnemers. En het vertrekpunt was gewoon sterk: we zijn allemaal betrokken bij het accountancyonderwijs, er zijn problemen en hoe gaan we die met ons allen adresseren, wat moet er wél en wat moet er níet in een opleiding? Door die discussie te voeren in een veilige setting voelden de deelnemers ook de ruimte en vrijheid om met vernieuwende ideeën te komen. Uitvalsbasis was dus niet ‘dit of dat willen we niet’ – er zat dus weinig azijn in! Ik heb daar heel veel positieve energie en veranderingsgezindheid aangetroffen.” Jan-Paul: “We hadden hier bewust ‘usual suspects’ met veel ervaring voor uitgenodigd, maar daarnaast hebben we juist ook nieuwe gezichten nodig om hierover mee te denken. We hebben sterk ingezet op jonge mensen die nog in de opleiding zitten of die de opleiding net hadden afgerond. Zij vonden het erg leuk om deel te mogen nemen, de reacties daarop waren heel enthousiast. Tijdens terugkomsessies hebben we de deelnemers teruggegeven wat we hadden opgehaald uit alle sessies. Nu komt het wat ons betreft aan op het implementeren van de goede adviezen uit dit rapport.”
(Tekst loopt verder onder afbeelding)
Weegschaal uit balans
Jan-Paul: “Tijdens de hackatons voor deelnemers in het kader van Stip aan de Horizon was een belangrijk gespreksonderwerp ‘de weegschaal’. Wat moet er veranderen aan de opleiding; wat moet er aan extra bagage bij in, en waar kan er geschrapt worden in het curriculum? Als je dat visueel weergeeft als een weegschaal, dan is het direct duidelijk dat deze geheel doorslaat naar de kant ‘wat erbij moet’. Maar wat ik persoonlijk dan heel frustrerend blijf vinden, is: er worden nieuwe vaardigheden van accountants gevraagd, er komen veel nieuwe ontwikkelingen op hen af, waarom durven we nou geen afscheid te nemen van dingen die we al heel lang doen? Je moet ruimte creëren, het kan niet meer uit de lengte! Ik heb weleens de knuppel in het hoenderhok gegooid, in een poging om een constructieve discussie hierover op gang te brengen. Mijn voorstel was om, kijkend naar de bestaande vakken, fors te snijden in het huidige aantal uren ‘boekhouden’ (336 uur voor de assuranceopleiding) en tegelijkertijd het vak sterk conceptueel in te steken. Als je met een dergelijk voorstel komt, gaat het dak eraf – boekhouden is de basis, daar mag je onder geen beding aankomen! Maar kijk eens naar hoe er bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland mee omgegaan wordt. Daar hebben ze boekhouden als een onderdeel binnen Financial Accounting ondergebracht, met een fors minder aantal uren. De accountants die daar afstuderen zijn heus niet slechter dan Nederlandse accountants.”
Code rood
Helaas is de realiteit dat we op dit moment afhankelijk zijn van waar de Kwartiermakers mee komen, constateert Coen. “Vervolgens moet eerst de minister een standpunt innemen en aansluitend zal de Kamer aan zet zijn. Intussen is de urgentie enorm hoog om te veranderen! Wij hebben daarom gezegd – los van het advies van de Kwartiermakers – dat wij niet afwachten. Voor ons voelt dit als code rood, als we de huidige mismatch zien tussen instroom, doorstroom en uitstroom in de opleidingen. De tekorten aan accountants worden alleen maar groter. Veel studenten beginnen er ook niet meer aan als ze op voorhand beseffen hoe lang en zwaar de opleiding is. Dat is ronduit schadelijk voor de aantrekkelijkheid van het accountantsberoep! We maken een start vanuit ‘Stip aan de Horizon’ met herziening van de eindtermen en we hebben opleidingen uitgedaagd met initiatieven te komen om te werken aan de integratie van theorie en praktijk en bredere instroom te bevorderen. Inmiddels hebben we al een kernteam geformeerd om met de herziening van de eindtermen aan de slag te gaan. Dat is voorbereidend werk. Ook dát team wordt deels ingevuld met bekende en deels met nieuwe namen – die kijken er namelijk met een frisse blik en frisse ervaring naar. We verwachten dat we daarmee naar de toekomst een accountantsopleiding krijgen, die aantrekkelijker en beter studeerbaar wordt.”
(Tekst loopt verder onder afbeelding)
Conceptueel vermogen versterken
Waar het om gaat, is dat aan het eind van de opleiding accountants worden ‘afgeleverd’ die goed conceptueel kunnen denken, die problemen voor hun klant kunnen oplossen, nog voordat die klant dat ziet. Coen: “De ervaring die je als accountant in de praktijk opdoet, zorgt ervoor dat dingen op hun plaats vallen. Als je accountants een basis in boekhouden geeft en ze zien dat hun klanten op verschillende manieren met een kolommenbalans omgaan, omdat ze het net anders insteken, dan leren ze er op een gegeven moment conceptueel naar te kijken – en dat is nou precies wat je graag wilt zien.” Jan-Paul vult aan: “Waar het om gaat, is: wat willen we mensen meegeven? Willen we nou echt schapen met vijf poten opleiden? Dat kan gewoon niet. Iedereen die assurance wil doen, krijgt IFRS volledig voor de kiezen, maar is dat echt nodig? Je kunt er ook voor kiezen om basisbeginselen mee te geven. Wanneer je ontdekt dat je verder in een bepaalde richting wilt, kun je ervoor zorgen dat je je na je afstuderen verder verdiept.”
Integratie theorie en praktijk
Coen vult aan: “Je moet proberen te kijken vanuit het perspectief van beroepssituaties; wat moet je straks kunnen laten zien, beheersen? Verdergaande integratie van theorie en praktijk is daarbij onontkoombaar. Want je kunt iets theoretisch wel weten, maar als je het niet kunt plaatsen of niet kunt toepassen in de beroepssituatie bij een klant, schiet het allemaal niet op. Juist door theorie en praktijk hand in hand te laten gaan, schep je een gunstig klimaat voor een optimaal leerproces. Dit voorkomt ook onnodige doublures in de opleiding. Studenten merken ook dat het leuker wordt, en dat hun opleidingsinstelling en hun werkgever samenwerken.”
Schandalen maar ook mooie verhalen
Coen: “Het accountantsberoep heeft een maatschappelijke waarde. Dat maakt het ook bijzonder vervelend wanneer zich schandalen voordoen – dat wil je niet. De recente verhalen over examenfraude zijn ontluisterend en een smet op het beroep. Ook al heeft die examenfraude zich niet voorgedaan bij de primaire opleiding, maar bij PE en opleidingen binnen kantoren, het voorkomt niet dat er ook met een schuin oog naar ons gekeken wordt. Aan de andere kant: door die negatieve publiciteit vergeten we misschien ook weleens om te benadrukken dat er ook heel veel goed gaat. Klein voorbeeld: toen ik nog werkte bij Hogeschool Windesheim, nodigde ik weleens accountants uit om voor de groep aansprekende praktijkcasussen te bespreken. Daarin maakten ze dan bijvoorbeeld duidelijk hoe ze met de vuist op tafel hadden geslagen, waardoor ze konden voorkomen dat sommige dingen gebeurden. Dan zie je dat er wat gebeurt bij die studenten; daar ontbrandt een bepaalde passie, daar gaat echt een vlammetje aan. Verder denk ik dat accountancystudenten de maatschappelijke rol van de accountant steeds belangrijker vinden, met name wanneer het gaat om de waarde die een accountant kan vertegenwoordigen als het gaat om duurzaamheid en (assurance bij) duurzaamheidsverslaggeving.”
Trekkende rol CEA
Er is een urgente behoefte aan herziening van de eindtermen, daarin verwachten de opleidingen een trekkende rol van CEA. Hoe kijken beiden daarnaar? Coen: “Ik denk dat het goed is dat we toe gaan werken naar een grondige herziening van de opleiding, samen met het beroepenveld en met onderwijskundigen. Wij hebben als CEA de kennis en ervaring om de belangen af te kunnen wegen.” Dat beaamt Jan-Paul, met als aanvulling: “CEA overziet het hele veld, het theoriedeel en het praktijkveld, wat bij kantoren wordt uitgevoerd en waar de RPO verantwoordelijk voor is. Juist vanuit dat totaalbeeld en wetende wat er speelt, kan CEA die rol vervullen. In het afgelopen jaar hebben we een aantal onderwerpen op de agenda gezet die opgepakt moeten worden. Alleen, CEA kan dat niet allemaal zelf regelen, het veld moet ook dingen doen. Maar we kunnen wel zaken agenderen en aanjagen en mensen erop aanspreken.”
Ter afsluiting
Nog een woord van de ‘nieuwe’ secretaris tot besluit: “In alle jaren dat ik in dit veld werk, op basis van wat ik als ervaringsdeskundige zien, was er alom waardering voor CEA. Er staat een organisatie die gebouwd is vanaf scratch. Jan-Paul is als het ware de kwartiermaker voor CEA geweest. Hij heeft de vervaardiging van de eerste eindtermen van zeer nabij meegemaakt en heeft contacten met het werkveld en onderwijs opgebouwd die zeer waardevol zijn. We hebben hierdoor een volwassenheid bereikt, waardoor er geluisterd wordt als CEA spreekt. Dat bereik je niet zomaar. In mijn optiek heeft Jan-Paul daar een bijzondere bijdrage aan geleverd. En ik moet eerlijk bekennen: die schat ik pas echt op waarde nu ik aan de andere kant van de tafel zit.”
Jan-Paul: “Met het oog op de toekomst is het goed om te experimenteren, om met innovatie aan de slag te gaan en het herzien van de opleiding. CEA kan binnen het huidige mandaat al veel doen, heeft gezag opgebouwd en het nodige bewerkstelligd. Waar ik persoonlijk enige vrees voor heb, is dat besluiten worden genomen op basis van een niet volledig beeld. Er zijn namelijk niet zoveel mensen die weten hoe het hele landschap in elkaar zit van zowel het accountancywerkveld als het onderwijs. Je merkt dan toch in gesprekken dat je vaak opnieuw moet uitleggen dat het een complex geheel is waar we in zitten, waar onder meer wetgeving ook een belangrijke rol speelt. Ik hoop dat het ministerie vanuit het complete perspectief kijkt naar het accountancyopleidingslandschap, zodat besluitvorming plaatsvindt op basis van volledigheid.” Coen: “Wij gaan ondertussen dóór, met het herzien van de eindtermen en de initiatieven van de opleidingen. Het rapport ‘Stip aan de Horizon’ komt wat ons betreft zeker niet áchter de horizon te liggen.”